Exercise 1
A-Goedemorgen ..... 1) Thank you
B- Dank u ..... 2) Good Morning
C- Ik begrijp het niet .... 3) Fine
D-Goed .... 4) Hello
F- Goedenacht ... 5) Good Night
G- Hallo .... 6) I don't understand
H- Waar is het toilet?..... 7) Where is the bathroom?
J Alstublieft .... 8) Please
1-Ja, ik spreek Engels. .... a).I can speak a little Dutch too
2--Ik kan spreken een beetje Engels. .... b) I understand
3-Welke taal spreekt u?.... c) Do you understand?
4-Ik spreek Nederlands. .... d)Yes, I speak English.
5-Ik kan ook spreek een beetje Nederlands. .... e)I speak Dutch
6-Begrijp je dat?.... f)What language do you speak?
7--Ik begrijp het. ... g) I can speak a little English
8-Klinkt goed. h)What did you say?
9-Wat zeg je? i) Sounds good
Exercise 3
1-Laten we eens zien hoe het gaat..... a) Do you like that?
2-Ik ben er klaar voor. Ben je klaar?..... b)Can I ask you a question?
3-Wat bedoel je?..... c)See you tomorrow.
4-Mag ik u een vraag stellen?..... d)I'm ready. Are you ready?
5-Lange tijd, niet zien..... e) Can I help you?
6-Hoe is alles?..... f)I feel like relaxing.
7-Wacht een seconde...... g)It's not worth it.
8-Hou op, alsjeblieft...... h)See you later.
9-Waar heb je het over?..... i)I'm busy right now.
10-Waar ga je heen?..... j)Let's see how it goes.
11-Ik bel je terug k)What do you mean?
12-Ik ben nu bezig...... l)What are you talking about?
13-Tot de volgende keer...... m)I will call you back
.
14-Tot morgen....... n)Where are you going?
15-Kan ik u helpen?..... o) Long time, no see
16-Het is niet de moeite waard....... p) Wait a second
17-Ik voel me ontspannen....... q)How is everything?
18-Doe je dat willen? ...... r)Hold on, please.
ANSWERS
Exercise 1
A-2 B-1 C-6
D-3 F-5 H-7 J-8
Exercise 2
1-d 2-g 3-f 4-e
5-a 6-c 7-b 8-i 9-h
Exercise 3
Laten we eens zien hoe het gaat. Let's see how it goes.
Ik ben er klaar voor. Ben je klaar? I'm ready. Are you ready?
Wat bedoel je? What do you mean?
Mag ik u een vraag stellen? Can I ask you a question?
Lange tijd, niet zien Long time, no see
Hoe is alles? How is everything?
Wacht een seconde/Momentje. Wait a second.
Hou op, alsjeblieft. Hold on, please.
Waar heb je het over? What are you talking about?
Waar ga je heen? Where are you going?
Ik bel je terug. I will call you back.
Ik ben nu bezig. I'm busy right now.
Tot de volgende keer/Tot later See you later.
Tot morgen. See you tomorrow.
Kan ik u helpen? Can I help you?
Het is niet de moeite waard. It's not worth it.
Ik voel me ontspannen. I feel like relaxing.
Doe je dat willen? Do you like that?
************************************
Preset tense
I - Write down the correct form for the present tense:
Beginnen (to begin)
ik _____ - jij ____ - wij __
Vandaag ______ jij met een cursus Today _ you with a course
Doen (to do)
ik _______ - jij ____ - wij ___
Vandaag ______ hij niets Today he has nothing _
Drinken (to drink)
ik _______ - jij ____ - wij ____
_____ jij een glas wijn? _ You a glass of wine?
Eten (to eat)
ik _______ - jij _____ - wij ____
Vandaag _____ jullie patat Today you _____ fries
Horen (to hear)
ik _______ - jij ____ - wij ___
Misschien ______ jij niet goed. Maybe you're not good __
Willen (to want)
ik ______ - jij ___ - wij _____
Wie ______ een kopje koffie? Who ______ a cup of coffee?
Komen (to come)
ik _____- jij ____ - wij ____
Deze keer ___ hij zeker op tijd. This time he ______ be on time.
Lopen (to walk)
ik _____ - jij ____ - wij ___
Vandaag ____ hij naar zijn werk Today he left for work ___
Lezen (to read)
ik _______ - jij ____ - wij __
Welk boek ______ jij? What book are you ______?
Rijden (to ride, to drive)
ik _____ - jij _____ - wij ____
Zo __ u naar Scheveningen So you ______ to Scheveningen
Blijven (to stay)
ik _____ - jij ____ - wij ___ Vannacht __ hij bij haar slapen. Tonight he ______ in her sleep
Pakken (to grab)
ik _______ - jij ____ - wij ___
Hij ______ zijn boek. He ______ his book
ANSWERS
Beginnen
Ik begin - jij begint - wij beginnen Vandaag begin jij met een cursus
Doen
ik doe - jij doet - wij doen Vandaag doet hij niets
Drinken
ik drink - jij drinkt - wij drinken Drink jij een glas wijn?
Eten
ik eet - jij eet - wij eten Vandaag eten jullie patat
Horen
ik hoor - jij hoort - wij horen Misschien hoor jij niet goed.
Willen
ik wil - jij wil/wilt - wij willen Wie wil een kopje koffie?
Komen
ik kom - jij komt - wij komen Deze keer komt hij zeker op tijd.
Lopen
ik loop - jij loopt - wij lopen Vandaag loopt hij naar zijn werk
Lezen
ik lees - jij leest - wij lezen Welk boek lees jij?
Rijden
ik rijd - jij rijdt - wij rijden Zo rijdt u naar Scheveningen
Blijven
ik blijf - jij blijft - wij blijven Vannacht blijft hij bij haar slapen.
Pakken
ik pak - jij pakt - wij pakken Hij pakt zijn boek.
*********************************
Complete with De or Het
Dat is ... huis van mijn collega en haar man.
That is ... home of my colleague and her husband.
That is ... home of my colleague and her husband.
... vakantie is bijna voorbij. ... vacation is almost over.
Ik moet naar ... dokter. I need to ... doctor.
... baby huilt. ... baby cries.
Daar loopt ... baas van mijn vrouw. There goes ... boss of my wife
Ik zie je aan ... eind van de vakantie. .I see you ... end of the holiday.
... weer is vandaag prima! ... weather is fine today!
Tante Betty ligt in ... ziekenhuis. Aunt Betty is in ... hospital.
... winkels sluiten om 6 uur. ... shops close at 6 pm.
... kinderen hebben woensdagmiddag vrij.
... children have Wednesday afternoon Free
Waar zijn ... sleutels? Where are ... keys?
Dat is ... hond van de buurvrouw. That is ... dog of the neighbor.
Zij is de chef van ... afdeling. She is the chief ... department
Wat is ... argument voor deze verandering?
What is ... argument for this change?
What is ... argument for this change?
Ik heb ... planten water gegeven . I ... plants watered.
... operatie is geslaagd. ... operation was successful.
Heb je ... televisie uitgezet? Have you ... TV turned off?
Hebben jullie ... nieuws gehoord? Do you ... e-mail address Kees?
Heb jij ... e-mailadres van Kees? Do you ... e-mail address Kees?
We hebben ... koffers al in de auto gezet
We have ... put suitcases in the car.
We have ... put suitcases in the car.
Bel snel ... politie! Call soon ... Police!
ANSWERS
ANSWERS
.Dat is .het.. huis van mijn collega en haar man.
De... vakantie is bijna voorbij.
Ik moet naar ..de. dokter.
.De baby huilt.
Daar loopt .de.. baas van mijn vrouw.
Ik zie je aan ..het. eind van de vakantie.
Het. weer is vandaag prima!
Tante Betty ligt in het.. ziekenhuis.
De... winkels sluiten om 6 uur.
De... kinderen hebben woensdagmiddag vrij.
Waar zijn ..de. sleutels?
Dat is .de.. hond van de buurvrouw.
Zij is de chef van .de.. afdeling.
Wat is .het.. argument voor deze verandering?
Ik heb .d.. planten water gegeven.
De.. operatie is geslaagd.
Heb je .de.. televisie uitgezet?
Hebben jullie .het.. nieuws gehoord?
Heb jij .het.. e-mailadres van Kees?
We hebben .de.. koffers al in de auto gezet.
Bel snel ..de. politie!
*************************************
Exercice GEEN OR NIET
1a-Heb jij ... tuin? Do you have ... garden?
1-Komen jullie ... uit Nederland? Are you ... from the Netherlands?
2-Sorry, ik heb ... tijd. Sorry, I have ... time.
3.We hebben ... auto. We have ... car.
4.Ik werk ... op zondag. I work ... on Sunday
5 Hij is op dit moment ... thuis. He is currently ... home
6-Jaap komt ... uit Rotterdam. Jaap is ... from Rotterdam.
7. Ze heeft ... geld voor een nieuwe auto. She has ... money for a new car.
8. Ik kan ... dansen. I can ... dancing.
9-Hebben jullie ... honger? Do you ... hungry?
10.Nee, hij komt ... uit Frankrijk. NO, he comes ... from France.
11-Mijn vader rookt ... meer. My father smokes ... more
12-Sorry, ik spreek ... Engels. Sorry, I speak ... English.
13-Ze houdt ... van vis. She loves ... of fish.
14-We gaan dit jaar ... op vakantie. We are going this year ... on vacation.
15 We hebben nog ... kinderen. We still have ... kids.
16-Ik drink ... graag koffie. I drink ... like coffee
.
17- Kan jij ... zwemmen? Can you ... swim?
18-Ik wist ... dat hij ziek was. I ... idea where he lives.
19-Ik heb ... idee waar hij woont. Brigitte has ... siblings
20-Brigitte heeft ... broers en zussen
ANSWERS- GEEN-1A-2-3-7-9-11-14-18 NIET-1-4-5-6-8-10-12-13-15-16-17
**********************************
PERFECT TENSE AUXILIAR
Complete with the correct form of verbs "Zijn "or " Hebben"
Jullie ...
zeker in de tuin gewerkt? You ... certainly worked in the garden?
Ik ...
nooit in Italië geweest. I ... never been to Italy.
Dank je, ik
... prima geslapen Thank you, I ... slept
Hij ...
gestopt met roken. He ... quit smoking.
Mijn zus
... begonnen met dansles. My sister ... started dance class.
Ik ... erg
geschrokken van zijn reactie. I ... shocked by his reaction
We ...
gisteren thuisgekomen We ... came home yesterday
Mieke ...
lang in Australië gewoond. Mieke ... long lived in Australia.
Deze
televisie ... we pas gekocht. . This television ... we just bought
De buren ... om
negen uur naar huis gegaan The neighbors ... at nine o'clock and went home
.Ik ...
gisteren met hem gesproken. I ... talked to him yesterday.
... u onze kat
gezien? ... you seen our cat?
U ... toch geen
problemen gehad? You ... still not had any problems?
Hij ...
vroeger veel gerookt. He ... formerly much smoked.
Hij ... in
het weekend ziek geworden. He ... ill at the weekend.
We ... de
hele avond televisie gekeken. He ... ill at the weekend.
... jullie
wel eens in Parijs geweest? ... you ever been to Paris?
Elly ...
rond middernacht teruggekomen. Elly ... came back around midnight
De kinderen
... thuis gebleven. The children ... stayed at home.
Oma ...
appeltaart voor ons gebakken. Grandma ... baked apple pie for us.
Ik ... een
bloemetje voor je meegenomen. I ... brought you some flowers.
De buurman
... gestopt met roken. The neighbor ... quit smoking.
De trein
naar Brussel ... zojuist vertrokken. The train to Brussels ... just left.
Ik ... hem
vorige week een kaart gestuurd. I ... last week sent him a card.
Zijn dochter
... architect geworden. His daughter ... become an architect.
Je ... me
enorm geholpen. You ... helped me tremendously.
ANSWERS
Jullie hebben.. zeker in de tuin gewerkt?
Jullie hebben.. zeker in de tuin gewerkt?
Ik ben... nooit in
Italië geweest.
Dank je, ik heb...
prima geslapen
Hij .is..
gestopt met roken.
Mijn zus .is..
begonnen met dansles.
Ik ..ben.
erg geschrokken van zijn reactie.
We .zijn..
gisteren thuisgekomen
Mieke .heeft..
lang in Australië gewoond.
Deze
televisie .hebben.. we pas gekocht.
De buren ..zijn.
om negen uur naar huis gegaan
.Ik .heb.
gisteren met hem gesproken.
Hebt. u onze kat
gezien?
U .hebt
-heeft.. toch geen problemen gehad?
Hij .heeft..
vroeger veel gerookt
Hij .is..
in het weekend ziek geworden.
We .hebben..
de hele avond televisie gekeken.
Zijn..
jullie wel eens in Parijs geweest?
Elly .is..
rond middernacht teruggekomen.
De kinderen
.zijn.. thuis gebleven.
Oma .heeft..
appeltaart voor ons gebakken.
Ik ... een
bloemetje voor je meegenomen.
De buurman
.heb.. gestopt met roken.
De trein
naar Brussel ..is. zojuist vertrokken.
Ik .heb..
hem vorige week een kaart gestuurd.
Zijn dochter
.is.. architect geworden.
Je hebt... me enorm geholpen.
Nessun commento:
Posta un commento